example

Coöperatief ondernemen

De zeven coöperatieve principes

Illustration Entreprenariat coopératif

Coöperatieve bouwbedrijven, verzekeringen, hernieuwbare energieproducenten … coöperaties vind je overal ter wereld in alle sectoren, maten en soorten. Toch is er een gemeenschappelijke basis: mensen verenigen zich om in gemeenschappelijke behoeften te voorzien door middel van een onderneming waar ze zelf eigenaar van zijn en die ze democratisch beheren. Welke principes zijn daarbij vandaag belangrijk en wat is de visie van Febecoop hierop?

Een economie ten dienste van de mens, en niet van het kapitaal. Dat is al 170 jaar de kern van het coöperatieve model. Maar het is geen stilstaand model: in elk tijdperk worden andere principes naar voren geschoven en andere accenten gelegd. In 1995 zijn er binnen de Internationale Coöperatieve Alliantie zeven principes geformuleerd die in elke coöperatie na te streven zijn.

Dit zijn de klemtonen van Febecoop.

1. Open en vrijwillig lidmaatschap

“Coöperaties zijn open voor iedereen die gebruik kan maken van hun diensten en die verantwoordelijkheid als lid wil opnemen, zonder enige discriminatie op basis van gender, sociale afkomst, ras, politieke voorkeur of religie.”

Mensen die de economische behoefte hebben of de missie van de coöperatie onderschrijven, kunnen vrij en vrijwillig toetreden tot een coöperatie en bijgevolg ook vrijwillig uittreden wanneer ze er geen behoefte meer aan hebben. De vennoten kunnen wel een toelatingsprocedure inlassen. Op die manier kan een uittredende vennoot zijn aandeel niet zomaar aan om het even wie overdragen. De toelatingsprocedure mag geen discriminerende criteria bevatten. Het enige fundamentele toelatingscriterium is dat de vennoot de statuten aanvaardt (doorgaans verwijzen die naar de behoeftes of missie die de coöperatie vervult). Het principe van vrij en vrijwillig lidmaatschap is niet van toepassing op institutionele investeerders. Of zij worden toegelaten, moet een beredeneerde beslissing zijn van de beleidsorganen van de coöperatie, uiteraard gebaseerd op objectieve criteria.

2. Democratische controle door de leden

“Coöperaties zijn democratische organisaties die door hun leden worden gecontroleerd […] volgens het principe: één lid, één stem.”

Macht verlenen aan de vennoten is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de coöperatie adequaat blijft inspelen op hun behoeften, behoeften waarvoor zij nota bene de coöperatie hebben opgericht. Aangezien het bestuur de taak heeft om de coöperatie in dienst te stellen van de behoeften van de vennoten, is er bovendien geen reden om meer stemrecht toe te kennen aan degenen die meer kapitaal hebben ingebracht. Dit is het principe ‘één lid, één stem’.

Er zijn maar een paar rechtmatige beperkingen van dit recht mogelijk. Ten eerste kan er een tijdelijke voorwaarde gelden, zoals een bepaalde wachttijd of een minimum aantal transacties met de coöperatie. Ten tweede kan er een stemrechtsysteem van het type ‘één aandeel, één stem’ gelden. Een wijd verspreid gebruik waar wij achter staan, is de bepaling dat geen enkel lid meer stemmen mag uitbrengen dan het percentage vastgelegd in de statuten van de coöperatie. En dit percentage mag in geen geval groter zijn dan 10 %.

3. Economische participatie door de leden

“De leden dragen op een billijke manier bij tot het kapitaal van hun coöperatie en ze hebben er democratische controle over. […] Ze ontvangen gewoonlijk slechts een beperkte vergoeding op het onderschreven kapitaal. De leden besteden de meeropbrengsten aan alle of een deel van de volgende doelstellingen: de ontwikkeling van hun coöperatie, eventueel door de aanleg van reserves, waarvan ten minste een deel niet kan worden gedeeld, kortingen aan de leden in verhouding tot hun transacties met de coöperatie, en de ondersteuning van andere door de leden goedgekeurde activiteiten.”

Laten we niet vergeten dat coöperaties worden gestart door de vennoten om aan hun behoeften te voldoen. Voor de vennoten betekent kapitaalinbreng, “aandelen nemen”, het verzamelen van de nodige middelen om ervoor te zorgen dat deze onderneming, die hun de gewenste goederen en diensten zal leveren, wordt opgericht en functioneert.

Participatie van de leden is de essentie van het coöperatieve model. Ten eerste is er de participatie in de werking van de coöperatie: het eerste principe zegt dat wie toetreedt “zich ertoe moet verbinden om als lid verantwoordelijkheid op te nemen” en het tweede principe stelt dat coöperaties “door de leden worden aangestuurd”. Het derde principe is complementair en voegt toe dat “de leden op billijke wijze bijdragen in het kapitaal van hun coöperatie”. Zij hebben dus aandelen in de coöperatie. Maar let wel: hieruit vloeien niet dezelfde financiële rechten voort als in een niet-coöperatieve onderneming. Doorgaans wordt in een coöperatie de vergoeding die de leden kunnen ontvangen namelijk niet berekend in verhouding tot het ingebrachte kapitaal (laten we niet vergeten dat de verwerving van een aandeel normaal gezien voortvloeit uit de wil om gebruik te maken van de diensten van de coöperatieve onderneming, en niet uit een investeringslogica) maar in verhouding tot hun transacties als klant van de coöperatie (de korting). De uitkering van dividenden (d.w.z. een vergoeding evenredig aan het ingebrachte kapitaal) is echter niet uitgesloten. In dag geval moeten die dividenden worden beperkt, afgetopt. Deze regel maakt het de institutionele beleggers onmogelijk invloed uit te oefenen op het beheer met als enig doel de optimalisering van de dividenden die zij aan het eind van het jaar ontvangen. Bovendien is de coöperatie niet verplicht de opbrengsten volledig, in een of andere vorm, aan de leden toe te wijzen. Het is dus verstandig om een deel van de opbrengst voor de ontwikkeling van de coöperatie te gebruiken, of voor andere activiteiten van een breder algemeen belang.

Er valt nog veel meer te zeggen over de rol van de leden in het coöperatieve model, maar laten we het houden bij wat in dit korte commentaar op de principes is gezegd.

4. Autonomie en onafhankelijkheid

“Coöperaties zijn autonome zelforganisaties die gecontroleerd worden door hun leden.”

Om de eerste twee principes te garanderen, moet een coöperatie autonoom blijven. Dit wil zeggen: onafhankelijk van overheden, van ideologische of religieuze organisaties en van investeerders. Ze kanfinanciële steun aanvaarden van overheden op voorwaarde dat die steun binnen de perken blijft en haar autonomie niet in gevaar brengt. De idee van self help is immers de essentie van het coöperatieve project. Autonomie is bijgevolg niet hetzelfde als geen enkele band met de buitenwereld hebben, of geen affiniteit voor een bepaald ideeëngoed.

5. Onderwijs, vorming en informatieverstrekking

“Coöperaties voorzien hun leden, bestuurders, directie en werknemers onderwijs en vorming, zodat zij effectief kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van hun coöperatie. Ze informeren het grote publiek – in het bijzonder jongeren en opiniemakers – over de aard en de voordelen van coöperatief ondernemen.”

Onbekend is onbemind. Coöperaties moeten hun economisch model aanprijzen. Op die manier gaan ze het eenheidsdenken tegen, dat slechts één economisch model als doeltreffend naar voren schuift. Naast het grote publiek moeten ook vennoten bereikt worden. Hun enthousiasme en engagement voor het project moet onderhouden worden, hun actieve participatie gestimuleerd. Tot slot moeten ook werknemers, kaderleden en bestuurders vorming krijgen over het coöperatieve model, zodat ze de spelregels van het model kennen en het concept enthousiast kunnen uitdragen.

6. Samenwerking tussen coöperaties

“Door samen te werken, versterken coöperaties de coöperatieve beweging en bieden ze doeltreffende dienstverlening aan hun leden.”

Coöperaties kunnen organisaties oprichten die hen op verschillende niveaus vertegenwoordigen en die hun belangen verdedigen. En ze kunnen samenwerken op operationeel en/of financieel vlak, gaande van samen aankopen tot fusioneren. Veel coöperaties zetten ook steunmechanismen op voor pas opgerichte coöperaties. De adviesverlening van Febecoop is hier een voorbeeld van.

7. Engagement voor de gemeenschap

“Coöperaties dragen bij tot de duurzame ontwikkeling van de samenleving in een kader dat gedragen is door hun leden.”

Coöperaties streven de belangen van hun vennoten na en dat staat niet haaks op duurzame ontwikkeling, integendeel. Dankzij hun waarden lenen coöperaties zich ertoe om het algemeen belang te dienen, en niet enkel het gemeenschappelijke belang van hun leden. Dit gebeurt niet automatisch: coöperaties moeten dat zelf eerst beslissen.

Meer weten?

Surf naar icakompas.be.

Praktijkverhalen

Meer verhalen
example

Samen gaan we verder

Heb je specifieke vragen of noden? Wij zijn er voor jou.

Contacteer ons